Eerste fase van het voorstel tot belastinghervorming in België

Belgium
Available languages: EN, FR

De minister van Financiën, Vincent Van Peteghem, heeft onlangs zijn voorstel uitgewerkt voor de eerste fase van de belastinghervorming in België, die volgens de huidige planning op 1 januari 2024 in werking zal treden.

Hieronder bekijken we enkele belangrijke maatregelen en onderzoeken we hun praktische gevolgen voor bedrijven en particulieren in de hypothese dat ze in hun huidige vorm zullen worden aangenomen.

Maatregelen van toepassing op natuurlijke personen

  • Verhoging van de belastingvrije som van 10.160€ tot 13.500€

Het voorstel voorziet in een verhoging van de belastingvrije som van 10.160€ tot 13.500€ vrijgesteld bedrag). Deze verhoging van de belastingvrije som zou alleen ten goede komen aan werknemers (en bijvoorbeeld niet aan gepensioneerden) en zou een nettowinst van ten minste 835€ per jaar moeten opleveren.

  • Uitbreiding van de belastingschijf van 45% tot 60.000€

Het voorstel voorziet in een uitbreiding van de belastingschijf van 45% tot een bedrag van 60.000€. Dit betekent dat de hoogste schijf van 50% slechts op een hoger bedrag van toepassing is (vanaf 60.000€ in plaats van het huidige bedrag van 46.440€).

  • Waardering van bepaalde VAA tegen reële waarde

Op dit moment worden bepaalde voordelen van alle aard (VAA) forfaitair gewaardeerd tegen een bedrag mogelijk lager dan hun werkelijke waarde.

Het voorstel wil een einde maken aan deze fiscaal gunstige regeling door een waardering van verschillende VAA tegen hun reële waarde verplicht te maken. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een onderneming haar bestuurder gratis huisvesting, elektriciteit, verwarming of huispersoneel ter beschikking stelt.

Het voorstel wil echter niet raken aan het belastingstelsel van VAAin verband met bedrijfswagens, die op een « groene » manier worden belast.

  • Aandelenoptieplannen (« stock-options »)

Het voorstel voorziet in een hervorming van de regeling inzake aandelenoptieplannen, met name wat het tijdstip van de belasting betreft. Momenteel wordt de belasting geheven wanneer de opties worden toegekend, ongeacht of zij al dan niet worden uitgeoefend en ongeacht de prijs. Om dit te verhelpen voorziet het voorstel in de betaling van belasting wanneer de optie wordt gerealiseerd.

Bovendien voorziet het voorstel ook in de beperking van dergelijke plannen tot aandelen van de werkgever of van een verbonden vennootschap (N.B.: de Franse tekst verwijst naar « moedervennootschappen »). De minister wil hiermee waarschijnlijk een einde maken aan de mogelijkheid om optieplannen aan te bieden met betrekking tot aandelen van vennootschappen die strikt genomen geen band hebben met de vennootschap die het plan uitgeeft.

Ook voor de toekenning van gratis aandelen wordt een nieuwe regeling voorgesteld. De belasting zal worden uitgesteld totdat de aandelen worden vervreemd, met een onderscheid tussen de VAA (belast als beroepsinkomsten) en de waardestijging tussen de datum van toekenning en de vervreemding (belastbaar aan een afzonderlijk tarief).

  • Aanvullend pensioen in de tweede pijler: afschaffing van de 80%-regel

Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van de berekeningsregels voor aanvullende pensioenen van de tweede pijler (groepsverzekering, VAPZ, enz.). Het nieuwe systeem isl volledig gebaseerd op het brutojaarloon van het jaar zelf. De 80%-regel wordt afgeschaft. Ter herinnering en ter vereenvoudiging, « de regel van 80% » moet ervoor zorgen dat de som van het aanvullend pensioen van de tweede pijler en het wettelijk pensioen, na omzetting in een lijfrente, niet meer kan bedragen dan 80% van het « normale » brutoloon van het laatste jaar. Het deel van de bijdragen dat deze 80%-grens zou overschrijden, is niet aftrekbaar voor de vennootschap.

 De 80%-regel wordt vervangen door een regel van « 12+32% » :

  • Maximaal 12% van het salaris kan worden gestort in het aanvullend pensioen als de werknemer maximaal 71.000€ per jaar verdient (het huidige « salaris plafond »).
  • Boven dit bedrag zou de werknemer 32% kunnen betalen van het gedeelte van het salaris dat dit plafond overschrijdt.

 

  • Belasting voor gezinnen en onderhoudsuitkeringen

Het belastingstelsel voor onderhoudsuitkeringen zal worden afgeschaft en ook de belasting op gezamenlijk ouderschap zal worden hervormd. Er zullen andere maatregelen worden voorzien om de fiscale verschillen tussen samenlevingsvormen te neutraliseren.

  • Afschaffing van verschillende belastingvoordelen

De minister voorziet ook om verschillende belastingvoordelen af te schaffen (werkgeversbijdrage voor een privé-pc, de verwerving van aandelen in startende of groeiende kmo's, minderwaarden op private privak, enz.)

Maatregelen van toepassing op vennootschappen

  • Verstrenging van de DBI-aftrek

Ter herinnering: de DBI-aftrek (« Definitief Belaste Inkomsten ») staat de moedervennootschap momenteel toe om 100% van de ontvangen dividenden af te trekken voor de vennootschapsbelasting indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een identieke regeling voorziet in de vrijstelling van meerwaarden op aandelen.

Een van de voorwaarden is dat de moedervennootschap in volle eigendom en ononderbroken gedurende ten minste één jaar een minimumdeelneming bezit in de vennootschap die het dividend uitkeert: hetzij ten minste 10% van het kapitaal, hetzij ten minste 2,5 miljoen euro.

De Minister wil deze regeling aanscherpen door te eisen dat de deelneming wordt beschouwd als een « financieel vast actief », dat wil zeggen, vereenvoudigd, dat het bezit van de aandelen erop gericht moet zijn bij te dragen tot de eigen activiteit van de vennootschap, door de totstandbrenging van een duurzame en specifieke band tussen de aandeelhouder-vennootschap en de vennootschap waarvan de aandelen worden aangehouden. Een deelneming van ten minste 10% van het kapitaal wordt vermoed een financieel vast actief te zijn. Deze nieuwe voorwaarde zou sommige vermogensholdings kunnen treffen die meer dan 2,5 miljoen euro investeren in bepaalde deelnemingen als onderdeel van een aandelenportefeuille maar zonder een bijzondere band te hebben met de vennootschap waarin zij deze deelnemingen aanhouden. Deze aandelen zijn over het algemeen « geldbeleggingen » en geen « financiële vaste activa ». Dividenden die aan dergelijke holdings worden uitgekeerd, zullen derhalve onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting.

Voorts zou het mechanisme technisch gezien veranderen van een aftrek- in een vrijstellingsregeling. Ter herinnering, de huidige DBI-aftrek voorziet in een tweestapssysteem : eerst wordt het ontvangen dividend in aanmerking genomen in de belastbare grondslag van de aandeelhoudersvennootschap en vervolgens wordt dit dividend van deze belastbare grondslag afgetrokken. Dit mechanisme kan soms problematisch zijn als de winst van de aandeelhoudersvennootschap te klein is om de DBI-aftrek te absorberen (ook al is de overdracht van DBI naar volgende jaren onder bepaalde voorwaarden mogelijk). Zij kan in sommige gevallen leiden tot een minder gunstige fiscale behandeling dan een zuivere en eenvoudige vrijstelling van het dividend en kan derhalve op grond van het EU-recht worden bekritiseerd (bv. in sommige gevallen van overdrachten binnen een groep).
Dit is ongetwijfeld de reden waarom de Minister overweegt over te schakelen op een vrijstellingsregeling, in die zin dat het ontvangen dividend dus gewoon helemaal niet in aanmerking wordt genomen in de belastbare grondslag van de aandeelhouder-vennootschap, hetgeen over het algemeen gunstig is voor de belastingplichtige.

Het lijkt er overigens op dat de minister het gunstige en populaire belastingregime voor DBI- beveks wil afschaffen. Ter herinnering: dividenden uitgekeerd door beleggingsvennootschappen kunnen niet genieten van de DBI-aftrek. DBI-beveks genieten echter, onder bepaalde voorwaarden, van een uitzonderlijke regeling die de vrijstelling van de door hen uitgekeerde dividenden toelaat.

  • Minimumbelasting voor multinationals

Het voorstel voorziet in een minimumbelasting voor multinationals. Hoewel er niet uitdrukkelijk naar wordt verwezen, lijkt dit voorstel aan te sluiten bij het besluit van de EU-lidstaten om een minimumbelasting van 15% in te voeren voor ondernemingen met een omzet van meer dan 750.000€.

  • Innovatie- en octrooiaftrek

Het voorstel voorziet in een hervorming van de innovatieaftrek. Met name wordt bepaald dat de innovatieaftrek zal afhangen van het bestaan van een octrooi, wat tot nu toe niet het geval was. Dit zou een groot negatief effect kunnen hebben op innovatieve bedrijven die geen octrooien gebruiken (bijvoorbeeld in de IT-sector, die overigens ook zwaar wordt getroffen door de hervorming van de fiscale behandeling van auteursrechten).

  • Investeringsaftrek

Het voorstel wil de aftrek voor duurzame en milieuvriendelijke investeringen « aanzienlijk » verhogen. Ook wordt voorzien in een systeem van versnelde afschrijving. De basisinvesteringsaftrek en de O&O-investeringsaftrek worden gehandhaafd.

Gemeenschappelijke maatregelen voor natuurlijke personen en rechtspersonen

  • Verdubbeling van de belasting op effectenrekeningen

De jaarlijkse taks op effectenrekeningen heeft tot doel effectenrekeningen met een gemiddelde waarde van meer dan 1.000.000€ te belasten. Het tarief bedraagt momenteel 0,15% en de Minister overweegt om dit te verdubbelen tot 0,30%.

Er wordt gepreciseerd dat deze maatregel wordt genomen in afwachting van een proportionele meerwaardebelasting.

  • Aanpassing van de BTW-tarieven tot een nieuw verlaagd tarief van 9%

Het voorstel voorziet in de algemene afschaffing van de verlaagde btw-tarieven van 6% en 12% en de invoering van een verlaagd tarief van 9% en een verlaagd tarief van 0% voor bepaalde gezonde en essentiële producten (groenten en fruit, geneesmiddelen enz.). Het tarief van 6% voor elektriciteit, aardgas, leidingwater en huishoudelijke verwarming zou evenwel worden gehandhaafd.

  • Veralgemening van een verlaagd tarief van 9% voor afbraak en wederopbouw

De wet voorziet momenteel in een verlaagd tarief van 6% voor het afbreken en heropbouwen van gebouwen, onder bepaalde voorwaarden. Deze maatregel zou op 31 december 2023 eindigen (behalve in bepaalde gebieden). Het project beoogt dit verlaagde tarief overal permanent te maken, maar het zou evenwel worden verhoogd van 6% tot 9%.

Conclusie

Dit voorstel van de minister is slechts een eerste fase van de belastinghervorming. Er zij ook op gewezen dat sommige netelige kwesties die in de door de minister in juli 2022 gepubliceerde « blauwdruk » werden vermeld, niet zijn opgenomen. Dit is bijvoorbeeld het geval met de verlaging van de roerende voorheffing tot 25%, de veralgemeende belasting op meerwaarden op aandelen (die nog voor later is aangekondigd), de belasting op huurinkomsten, de belasting op de overgang naar een vennootschapsstructuur, de afschaffing van het VVPRbis-regime, enz.

Dit voorstel zal ongetwijfeld het onderwerp zijn van talloze discussies tussen leden van de regering en vervolgens in het parlement voordat het definitief wordt gemaakt. Verwacht wordt dat het voorstel tegen deze zomer formeel als wetsvoorstel zal worden ingediend. Het is niet uitgesloten dat er in de tussentijd nog meer verrassingen bijkomen, die we van nabij opvolgen.