Driemaal is scheepsrecht

Pays-Bas
Available languages: DE, FR

Werkgevers laveren tussen de arbeidsrechtelijke regels en passeren daarbij soms cruciale punten. De ketenregeling is zo'n arbeidsrechtelijke regel waar werkgevers mee geconfronteerd kunnen worden. Op 9 januari 2015 heeft de Hoge Raad geoordeeld over een (on)mogelijkheid om de zogenaamde ketenregeling te omzeilen.

De zaak die bij de Hoge Raad voorlag betrof de klassieke problematiek ten aanzien van de ketenregeling. De werkgever – een scheepswerf – had een werknemer in dienst waarmee achtereenvolgens drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd waren gesloten. De werkgever was bereid de werknemer een vierde arbeidsovereenkomst te bieden, maar stond er tegelijkertijd op dat ook die arbeidsovereenkomst weer voor bepaalde tijd zou worden aangegaan. De ketenregeling schrijft voor dat een vierde opvolgende arbeidsovereenkomst in de keten automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is. Dat was voor de werkgever in kwestie een probleem.

De werkgever dacht voor dat probleem een oplossing te hebben gevonden. De vierde arbeidsovereenkomst werd aangegaan voor onbepaalde tijd, zoals de ketenregeling ook voorschrijft. Tegelijkertijd werd een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarmee de arbeidsovereenkomst werd beëindigd tegen een datum in de toekomst – in casu de datum van 1 januari 2012. Uit de vaststellingsovereenkomst bleek nadrukkelijk dat partijen zich realiseerden dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was aangegaan. De werknemer heeft daartegen weliswaar bezwaar gemaakt, maar realiseerde zich tegelijkertijd dat hij zonder de constructie überhaupt geen arbeidsovereenkomst meer zou hebben.

In december 2011 heeft de werknemer de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst ingeroepen, omdat die in strijd zou zijn met het dwingende karakter van de ketenregeling, zoals die in artikel 7:668a BW is opgenomen. De werknemer vordert doorbetaling van het salaris na 1 januari 2012.

De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe. De kantonrechter overweegt dat het dwingende karakter van de ketenregeling niet bij overeenkomst kan worden omzeild. Bovendien is de vaststellingsovereenkomst in kwestie niet gesloten ter voorkoming of beëindiging van een geschil, zoals de wet vereist.

De werkgever laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep voor het anker liggen dat zijn handelwijze correct is. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch stelt vast dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, maar dat de vaststellingsovereenkomst niet in de weg staat aan de beëindiging daarvan. De vaststellingsovereenkomst is volgens het gerechtshof gesloten ter voorkoming of beëindiging van een (toekomstig) geschil omtrent de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Met een vaststellingsovereenkomst kan dwingend recht opzij worden gezet, behalve als (het sluiten van) de vaststellingsovereenkomst in strijd zou zijn met de openbare orde of de goede zeden. Dat met de constructie de dwingendrechtelijke bepaling van de ketenregeling wordt omzeild, doet aan de geldigheid van de vaststellingsovereenkomst dus niet af. Volgens het gerechtshof is de vaststellingsovereenkomst in deze kwestie niet in strijd met de openbare orde of de goede zeden, zodat de vaststellingsovereenkomst geldig is en de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2012 is geëindigd.

De Hoge Raad oordeelt dat het gerechtshof de koppeling tussen de vierde arbeidsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst heeft miskend. De vaststellingsovereenkomst kan niet afdoen aan het karakter van de arbeidsovereenkomst: die is aangegaan voor onbepaalde tijd. De Hoge Raad vervolgt zijn oordeel dat een vaststellingsovereenkomst alleen in strijd mag zijn met dwingend recht als er ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst al sprake is van een bestaand geschil. Als dit niet het geval zou zijn, dan zou een vaststellingsovereenkomst op voorhand kunnen worden gebruikt om dwingend recht terzijde te stellen of te ondermijnen. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof.

In mijn ogen is de conclusie van de Advocaat-Generaal treffender: het zou niet mogelijk moeten zijn om met een vaststellingsovereenkomst arbeidsrechtelijke dwingendrechtelijke bepalingen weg te contracteren, omdat dat de bijl legt aan de wortel van de ontslagbescherming. De Hoge Raad oordeelt genuanceerder, maar wel met hetzelfde resultaat. De ketenregeling is een dwingendrechtelijke bepaling waar men simpelweg niet om heen kan.