Wetsontwerp houdende de invoering van een nieuwe jaarlijkse taks op de effectenrekeningen

Belgium
Available languages: EN, FR

De Belgische regering heeft een nieuw wetsontwerp ingediend houdende de invoering van een jaarlijkse taks op de effectenrekeningen. Dit voorstel is momenteel in behandeling bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De voorgestelde taks bestaat uit een jaarlijkse belasting die ingevoerd zou worden in het Wetboek diverse rechten en taksen en is bedoeld om houders van een effectenrekeningen met een gemiddelde waarde van meer dan één miljoen euro te belasten.

Personen die aan de taks zijn onderworpen

Het toepassingsgebied van deze taks is sterk uitgebreid ten opzichte van de vroegere (en vernietigde) taks op effectenrekeningen.

De taks is niet alleen van toepassing op effectenrekeningen van natuurlijke personen, maar ook op effectenrekening die worden aangehouden door vennootschappen en andere rechtspersonen.

Effectenrekeningen die worden aangehouden door de oprichters van juridische constructies (zoals trusts, stichtingen, enz.) zijn ook in het toepassingsgebied opgenomen.

Bovendien geldt deze taks voor zowel Belgische als buitenlandse effectenrekeningen van Belgische ingezetenen.

Voor niet-ingezetenen is de taks enkel van toepassing op Belgische effectenrekeningen, op voorwaarde dat de heffing van de taks niet in strijd is met de dubbelbelastingverdragen.

In het algemeen zullen niet-ingezetenen die zich kunnen beroepen op een dubbelbelastingverdrag dat van toepassing is verklaard op vermogensbelastingen kunnen ontsnappen aan deze taks. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het dubbelbelastingverdrag gesloten met Nederland, maar is daarentegen niet het geval voor het verdrag gesloten met Frankrijk.

Er is tenslotte ook voorzien in uitsluitingen van het toepassingsgebied voor met name financiële instellingen die effectenrekeningen voor eigen rekening aanhouden.

Dit betekent echter dat de effectenrekeningen die ten grondslag liggen aan een levensverzekeringscontract van tak 23 wel degelijk aan de belasting zullen worden onderworpen (in de veronderstelling dat de drempel van 1 miljoen euro wordt bereikt, wat over het algemeen het geval zal zijn) zolang de verzekeringsmaatschappij deze aanhoudt voor rekening van haar polishouders en niet voor eigen rekening.

Het valt dus te verwachten dat deze taks door de verzekeraar wordt doorberekend aan de polishouder, zelfs wanneer de investering van de polishouder onder de drempel van 1 miljoen euro valt.

Financiële instrumenten en liquide middelen

De belastbare basis omvat niet alleen de financiële instrumenten die op de effectenrekening aanwezig zijn, maar ook de fondsen die er zouden worden ondergebracht.

Alle financiële instrumenten zijn dus gedekt, evenals het saldo in geld.

Drempel van één miljoen euro

De taks wordt alleen geheven op effectenrekeningen waarvan de activa een waarde van meer dan 1 miljoen euro hebben.

Deze waarde wordt in principe berekend over de periode van één jaar die begint op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar, waarbij rekening wordt gehouden met de gemiddelde waarden van de activa op vier afzonderlijke data: 31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september.

Indien de rekening tijdens de referentieperiode wordt geopend of gesloten, wordt alleen rekening gehouden met de referentiedata waarop de rekening bestond.

Tarief van de taks, maximumbedrag en inningsmethodes

Het tarief van deze taks zal 0,15% per jaar bedragen.

Het bedrag van de taks is echter beperkt tot 10 % van het verschil tussen de belastbare grondslag en het drempelbedrag van 1 miljoen EUR.

De belasting wordt in principe geïnd door de tussenpersonen (bijvoorbeeld de bank) en, als er geen tussenpersoon is of als de tussenpersoon in het buitenland is gevestigd en de taks niet inhoudt, door de belastingplichtige zelf.

Mede-eigendom en meerdere effectenrekeningen

Verrassend genoeg laat het feit dat er meerdere houders zijn, niet toe dat de belastinggrondslag naar rato van de rechten van elke houder wordt berekend. Ook heeft een splitsing in vruchtgebruik/naakte eigendom geen gevolgen.

Als een effectenrekening een gemiddelde waarde van meer dan 1 miljoen euro heeft, maakt het dus niet uit of deze door één persoon of door twee personen wordt aangehouden, terwijl elk van de twee medetitularissen slechts recht heeft op de helft van het vermogen van de rekening.

Wanneer er meerdere titularissen voor eenzelfde effectenrekening zijn, mag elke titularis de aangifte voor alle andere titularissen indienen. Bovendien is elke titularis hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting, de boetes (die kunnen worden toegepast in geval van niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte of in geval van laattijdige betaling) en de interesten (in geval van laattijdige betaling)!

Omgekeerd zal de belasting niet verschuldigd zijn indien een persoon verschillende effectenrekeningen heeft, die elk een gemiddelde waarde hebben die lager is dan of gelijk is aan de drempel van 1 miljoen euro, en dit zelfs indien de totale som van de aandelen of het saldo in geld op de verschillende effectenrekeningen zou leiden tot een overschrijding van die drempel.

Elke effectenrekening wordt immers op zich beschouwd als een apart belastbaar voorwerp.

Antimisbruikbepalingen

Er zou een algemene antimisbruikbepaling worden opgenomen in het Wetboek van diverse rechten en taksen. De formulering van deze bepaling is ruim en vergelijkbaar met die van sommige andere fiscale wetten.

In de toelichting wordt gesteld dat er bijvoorbeeld sprake van misbruik zou zijn wanneer de titularis van een portefeuille beursgenoteerde effecten aangehouden op een effectenrekening, overgaat tot aankoop van bijkomende beursgenoteerde effecten, doch kiest voor effecten op naam in plaats van gedematerialiseerde effecten, dan wel kiest voor gedematerialiseerde effecten op een nieuwe effectenrekening, in beide gevallen met de bedoeling om aan de taks te ontsnappen.

Niettemin zal de belastingplichtige kunnen aantonen dat er niet-fiscale redenen zijn voor de transactie.

Daarnaast is er een specifieke antimisbruikbepaling voor de volgende twee categorieën van transacties, indien deze na 30 oktober 2020 hebben plaatsgevonden: (i) het splitsen van een effectenrekening in verschillende effectenrekeningen die bij dezelfde intermediair worden aangehouden en (ii) het omzetten van belastbare financiële instrumenten, die op een effectenrekening worden aangehouden, in financiële instrumenten op naam.

Inwerkingtreding en terugwerkende kracht van antimisbruikbepalingen

De nieuwe taks zal in werking treden de dag na de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.

De algemene antimisbruikbepaling met betrekking tot de belasting op effectenrekeningen en de specifieke antimisbruikbepalingen met betrekking tot de twee bovengenoemde soorten transacties zullen echter met terugwerkende kracht van kracht worden, en zullen van toepassing zijn op alle transacties die vanaf 30 oktober 2020 werden verricht.

Volgens de regering is 30 oktober 2020 namelijk de datum waarop de media uitvoerig hebben bericht over het voornemen van de regering om de nieuwe taks te heffen.

Deze terugwerkende kracht werd aangekondigd in een bericht dat in november 2020 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd, terwijl het wetsontwerp nog niet openbaar was gemaakt.

De inwerkingtreding met terugwerkende kracht van deze antimisbruikbepaling lijkt echter in strijd te zijn met het beginsel van rechtszekerheid, aangezien het gevolgen heeft voor situaties die bij de publicatie van de wet definitief waren.

Werking met terugwerkende kracht kan echter gerechtvaardigd zijn als deze onontbeerlijk is om een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken. In onderhavig geval lijken de in de toelichting opgenomen rechtvaardigingsgronden voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht echter niet a priori aan dit criterium te voldoen.

Voorts heeft het Grondwettelijk Hof reeds geoordeeld dat een bericht in het Belgisch Staatsblad waarin een wijziging van de belastingwet wordt aangekondigd, door zijn aard en gezien het louter informatieve karakter ervan en het ontbreken van bindende kracht, de rechtsonzekerheid die door de terugwerkende kracht van een wetsbepaling wordt gecreëerd, niet kan wegnemen.

Als het wetsontwerp wordt aangenomen zonder dat het eerst wordt gewijzigd, zal het Grondwettelijk Hof zich er waarschijnlijk (opnieuw) tegen uitspreken, niet alleen vanwege de terugwerkende kracht van bepaalde maatregelen, maar ook op grond van de schending van het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van non-discriminatie.