Gerecht van de EU bevestigt Lundbeck beslissing van de Europese Commissie in eerste pay-for-delay zaak

EU
Available languages: EN

Op 8 september 2016 heeft het Gerecht van de EU voor de eerste maal een oordeel geveld in een pay-for-delay zaak in de farmaceutische sector. Zij bevestigde hierbij het eerdere besluit van de Europese Commissie van 19 juni 2013 waarbij aan Lundbeck en vier fabrikanten van generische geneesmiddelen (Alpharma, Arrow, Merck KGaA/Generics UK en Ranbaxy) een boete was opgelegd van in totaal € 146 miljoen.

In oktober 2003 bracht de Konkurrenceog Forbrugerstyrelsen (Deense mededingings- en consumentenautorieit) de Europese Commissie op de hoogte van het bestaan van overeenkomsten tussen Lundbeck en de bovengenoemde producenten waarbij deze laatsten, in ruil voor een aanzienlijke som van Lundbeck, beperkingen aanvaarden inzake de markttoetreding van hun producten. Meer bepaald werd de verbintenis aangegaan om voor de duur van de overeenkomsten geen generische variant van citalopram (antidepressivum) op de Europese markt te brengen.

De Europese Commissie ontdekte als snel dat het niet ging om een geïsoleerd geval en startte in 2008 een grootschalig onderzoek in de farmaceutische sector. De Lundbeck zaak is één van de drie pay-for-delay zaken die uit dit sectoronderzoek is voortgevloeid en de eerste die nu ook is beoordeeld door het Gerecht.

De Commissie oordeelde in 2013 dat dergelijke overeenkomsten tussen concurrenten van nature in strijd zijn met de eerlijke mededinging (‘violation by object’) en dat dus bijgevolg niet moest worden onderzocht welke mededingingsbeperkende effecten dergelijke overeenkomsten hadden op de Europese geneesmiddelenmarkt.

Geconfronteerd met de hoge boete, stapte Lundbeck naar het Gerecht om het besluit van de Commissie te laten nietig verklaren en subsidiair de geldboete aanzienlijk te laten verlagen.

Met haar recente arrest verwerpt het Gerecht echter het beroep in zijn geheel wat een duidelijke overwinning betekent voor de Europese regelgevende instanties in hun strijd tegen dergelijke pay-for-delay overeenkomsten die generieke producten trachten uit de markt te weren.

Volgens het Gerecht oordeelde de Commissie terecht dat men met het sluiten van dergelijke overeenkomsten tot doel had om de concurrentie op de markt te elimineren en bovendien was Lundbeck niet in staat geweest om te verantwoorden waarom deze overeekomsten noodzakelijk waren voor de bescherming van haar intellectuele eigendomsrechten. Een eventuele schending van deze rechten kon immers steeds voor de nationale rechters worden opgeworpen, aldus het Gerecht.

Het is de eerste keer dat een Europees arrest wordt geveld met betrekking tot “pay-for-delay” overeenkomsten en met de beslissing dat dergelijke overeenkomsten van nature concurrentiebeperkend zijn (zonder dat de schadelijke effecten moeten worden nagegaan), gaat Europa in tegen de tendens in de Verenigde Staten, waar de US Supreme Court in 2013 besliste dat dergelijke overeenkomsten geen vermoeden van onwettigheid inhouden.

Gezien de hoge inzet voor de verschillende partijen, zal het arrest hoogstwaarschijnlijk niet zonder gevolg blijven en is de kans groot dat er nog een tweede beroep zal volgen voor het hoogste Gerechtshof van de EU. Hierin kunnen niet langer de feiten worden aangevochten, maar enkel de bevestiging door het Gerecht van de Commissie’s juridische redenering.